‘Het belangrijkste is dat we kwalitatief onderwijs kunnen blijven bieden‘

Ellen Schrijver-van Vilsteren is directeur van een kleine basisschool in een krimpregio, de Daltonbasisschool Fredericus in Steggerda, Friesland. Hoe houdt zij de kwaliteit van het onderwijs hoog?


‘Toen ik hier vier jaar geleden begon als directeur, was het mijn opdracht om de formatie terug te brengen. Er waren op dat moment vier groepen, maar dat was door een afnemend leerlingenaantal financieel niet meer haalbaar. Ik ben toen op onderzoek uitgegaan. Welke organisatiestructuur is haalbaar, zodat de leerkrachten het qua werkdruk volhouden, maar we ook kwalitatief goed onderwijs kunnen blijven bieden aan kinderen? Leerkrachten zijn duizendpoten, maar hoe minder groepen, hoe moeilijker het werk is. Een onderwijsadviesbureau begeleidde toen een aantal scholen binnen ons bestuur die te maken hadden met krimp in zogeheten Onderwijs Anders-projecten. Zij hebben ons geholpen om out-of-the-box te denken: Zou je mensen op een  andere manier inzetten, je gebouw op een andere manier benutten en ook je leermiddelen op een andere manier gebruiken?’

Visie

Zonder die vragen meteen te beantwoorden zijn we eerst onze visie op onderwijs gaan onderzoeken. De Fredericus was al een Daltonschool. Dat kinderen samenwerken en verantwoordelijkheid nemen voor hun eigen leerproces vinden wij ontzettend belangrijk. Samen met het team zijn we op zoek gegaan naar een organisatiestructuur die hierbij past. Wij zijn het anders gaan doen door met vakspecialisten te gaan werken in groep 4 tot en met 8. De kinderen uit deze groepen gaan voor hun instructie naar de reken- of taalspecialist. Ze werken zelfstandig op het leerplein. Ze zitten dus niet de hele dag in hetzelfde lokaal bij dezelfde meester of juf. Zo kunnen we de groepen goed verdelen over de mensen die we hebben. De leerkracht kan zich specialiseren op een vakgebied, zodat we meer kwaliteit kunnen bieden.

De juiste taal spreken

We hebben ouders daar tot een bepaalde hoogte in meegenomen: Deze opties hebben we, waar zie je kansen, waar zie je beren? Ouders hebben voor een school gekozen en als dan de organisatiestructuur verandert, dan doet dat ook iets met hun kind. Het is natuurlijk heel spannend, want “Anders” in “Onderwijs Anders-projecten” is een spannend woord. Mensen vinden het altijd fijn als het blijft zoals het is, want dan weten ze waar ze aan toe zijn. De term “Onderwijs Anders” zou ik ook nooit meer hebben gekozen, achteraf is dat echt een foute term geweest. De grootste angst van ouders was dat wij niet genoeg zicht zouden hebben op hun kind. Ik heb de afgelopen jaren geleerd me te verplaatsen in ouders en leerkrachten: Hoe kijken zij ernaar? Hoe beter je dat kunt, hoe beter de taal waarin je mensen uitlegt wat de bedoeling is en waarom dat zo is. Ik ben heel doelgericht, maar ik heb ervaren dat het niet altijd zo snel kan als ik het heb bedacht. Soms heeft iemand meer tijd nodig. Dan is het belangrijk om te kijken naar wat maakt dat iemand nog niet mee kan en wat er nodig is om uiteindelijk wel mee te kunnen in de verandering.’

Flexibel zijn

Ellen heeft draagvlak kunnen creëren bij haar team door samen te gaan kijken op scholen die onderwijs op een andere manier organiseren.

‘Vaak was dan meteen duidelijk of we zelf zo wilden gaan werken of niet. Door samen op onderzoek uit te gaan, proeftuinen te doen en samen keuzes te maken, stond iedereen achter genomen besluiten. Dan ga je er samen voor. Het eerste jaar met de nieuwe organisatiestructuur is onrustig geweest. Ik ben steeds blijven luisteren en blijven communiceren met mensen die kritisch waren en we hebben ook aanpassingen gedaan waar nodig. Ons leerlingenaantal lijkt stabiel, terwijl de krimp doorzet in deze regio. In het dorp zijn nu nog drie scholen, waarvan er twee zullen fuseren. Daarna wordt gekeken naar de haalbaarheid om tot één school te komen. De organisatiestructuur die we nu hebben, is zo flexibel dat je die ook op een grotere school zou kunnen toepassen. Het belangrijkste is dat we kwalitatief onderwijs kunnen blijven bieden.‘